logo-klein

Hoogbegaafdheid

Hoogbegaafdheid

Normaal gesproken zijn kinderen tussen 6 en 7 jaar schoolrijp. Ze krijgen op die leeftijd belangstelling voor letters en ze willen dan gaan lezen en schrijven.

Soms zijn hoogbegaafde kinderen op jongere leeftijd schoolrijp. We zien dan dat ze eerder belangstelling krijgen voor letters en woorden. Het kan ook zijn dat het hoogbegaafde kind geen belangstelling heeft of had voor letters, maar bijvoorbeeld veel meer voor cijfers en rekenen.

Hoogbegaafde kinderen leren over het algemeen gemakkelijk. Ouders verwachten dus ook dat hun hoogbegaafde kind geen problemen zal hebben bij het leren lezen en schrijven. Als er toch problemen optreden, leidt dit tot verbazing en onbegrip.

Kinderen die hoogbegaafd zijn en niet volgens verwachting snel leren lezen en schrijven hebben eigenlijk een dubbel probleem!

  • – Ze kunnen niet presteren op het niveau waarop ze thuishoren.
  • – Ze voldoen niet aan de hoge verwachtingen die hun omgeving heeft.

Ouders en leerlingen maken zich dan ook terecht veel zorgen. Ons uitgangspunt is: Iedereen kan leren lezen en schrijven op het niveau van zijn mondeling taalgebruik.

Wij leggen u graag uit hoe het komt dat hoogbegaafden vaak zulke problemen met taal hebben en hoe ze met een ANDERE taaldidactiek geholpen kunnen worden.

Wij helpen!

Dyslexie en hoogbegaafdheid

Veel ouders, maar ook de leerlingen zelf vragen zich vaak af hoe het komt dat dyslexie en hoogbegaafdheid zo vaak samen gaan.

Vanuit onze definitie van dyslexie is dat echter heel goed te begrijpen. Dyslexie is alles wat we zien gebeuren als een leerling veel nadenkt bij het lezen en schrijven. We zien dan aarzelingen, onverwachte fouten, vergeten letters, herstarten, vasthouden aan ‘schrijven op het gehoor’.

En juist hoogbegaafde leerlingen denken veel na. Zij raken in verwarring door alles wat zij niet met hun scherpe verstand en vanuit hun gevoel voor logica kunnen verklaren.

Wat is er mis met nadenken over wat je leert?

Helemaal niets, als het nadenken leidt tot inzicht.

Onze hersenen werken zo, dat datgene wat we begrijpen in ons langetermijngeheugen opgeslagen wordt. Daar ligt de kennis voor het grijpen en deze kennis kan ‘op de automatische piloot’ toegepast worden.

Maar als de lesstof voor het kind niet in een logisch geheel te vatten is, maar als die juist voor onzekerheid en verwarring zorgt, dan kan deze niet in het langetermijngeheugen worden opgeslagen. Iedere keer dat een leerling met de betreffende lesstof aan de slag gaat, gaat hij er opnieuw over nadenken.

We zien dan dat de uitvoering van de betreffende taak niet automatisch verloopt. Het proces ontspoort en de leerling maakt veel inconsequente en onverwachte fouten. Wat de ene dag goed lijkt te gaan, gaat de volgende dag weer mis. De leerling voelt zich heel onzeker, hij/zij gaat de betreffende taken vermijden of krijgt er in ieder geval een hekel aan.

De grootste verwarring voor de leerling ontstaat als het onderscheid tussen letters en klanken niet duidelijk is. We kunnen dit voorkomen door met de leerling het woord te spellen in losse letters in plaats van het woord te verklanken. lees meer

*Analytisch: Wij leren bijvoorbeeld niet de ene week woorden met ng en de volgend week woorden met nk aan, maar wij zetten deze woorden juist tegenover elkaar: bang-bank, eng-enkel, zodat het kind zich van het verschil bewust wordt. Leerlingen worden zich het verschil tussen borden en boorden of tussen gil en geel pas bewust als we die woorden tegelijkertijd aanbieden.

© 2021 ABC Taal | All rights reserved | Developed by IT at Work